Ruim denken

Stop mij in een klein tentje en ik krijg de neiging om wild om me heen te meppen. Laat me alsjeblieft ademen. Ik wil vrijheid, en ruimte om me heen!

Ook mentaal vertoon ik al snel licht claustrofobische reacties. Geconfronteerd met een afgeronde mening of een hermetische opvatting ga ik op zoek naar een scheurtje in zo’n denksysteem, of ik maak er een, zodat er weer wat lucht kan stromen. Zodat er weer een ‘elders’ is. Want er zijn altijd andere manieren mogelijk om uit te drukken hoe het leven ervaren wordt. En ik vind hartstochtelijk dat een mens daar de ruimte voor moet krijgen. Deze vrije ruimte wil ik tijdens de twee jaar van mijn denkerschap verkennen en verdedigen.

Onder het motto ‘ruim denken’ ga ik graag met anderen – denkers, dromers, kunstenaars, beslissers, piekeraars, levensgenieters – onderzoeken wat het betekent om met elkaar ons leven op aarde te delen. Ik kies daarbij grofweg drie invalshoeken

Politieke ruimte

De eerste is politiek. Hier gaat het mij om het maken –  of bewaken – van ruimte voor meerstemmigheid. Dat betekent voor mij niet alleen ‘kunnen zeggen wat je wilt’. Wil meerstemmigheid enige zin hebben, dan is de dringende vraag eerder hoe je eigenlijk luistert naar al die verschillende stemmen. Wat al die stemmen samen te betekenen hebben.

Goed luisteren is lastig, zeker als iemand praat vanuit een ervaringspositie waartoe je zelf geen toegang hebt, bijvoorbeeld omdat je zelf een ander lichaam of een andere geschiedenis hebt. Kennis is altijd gegrond in een specifiek leven en in een specifieke cultuur, en dat maakt dat kennis nooit helemaal te generaliseren valt. In die zin is de universele mens van de westerse filosofie een fabel. Hedendaagse identiteitspolitiek en woke bewustzijn zie ik als pogingen om te doordenken hoe de samenleving zou kunnen – zou moeten? – veranderen als we afscheid nemen van die fabel. Dat is een belangrijke politieke strijd.

Tegelijkertijd geloof ik dat mensen in staat zijn om zich heel behoorlijk in te leven in een ander. Als sociale dieren hebben wij de natuurlijke neiging om met elkaar mee te bewegen. En dat vermogen kunnen we ook aanwenden om ons te bekwamen in het oprekken van ons begrip, waardoor we ook ruimte maken voor waarden en ervaringen van anderen. Deze openheid van geest is waar filosofie voor mij voor staat.

Die openheid strekt zich trouwens ook uit naar jezelf. In de binnenruimte van ieder mens doen zich verschillende, soms tegenstrijdige gevoelens en gedachten voor. Ik geloof dat het belangrijk is om al die verschillende stemmen van jezelf te willen horen. Denken is: in staat zijn om de ambivalentie van die innerlijke meerstemmigheid te verdragen en te onderzoeken, zegt de psychoanalyticus Jacqueline Rose. En dat zeg ik haar graag na. Zulk denken kan volgens mij de hele samenleving zachter maken. Dit denken is iets heel anders dan weten.

Fysieke ruimte

Een tweede manier om mijn ruimtethema uit te werken, is fysiek. Veel van de politiek gevoelige vraagstukken van nu zijn in feite een strijd om de fysieke ruimte. Varkensboeren en natuurliefhebbers stuiten hard op elkaar. Nieuwe woningen vragen om ruimte, maar kunnen beter niet gebouwd worden in uiterwaarden of diepe polders, want die houden we niet droog. We willen bos waar we ook heide willen, en wolven waar we ook schapen willen. Wensen en ambities zitten elkaar kortom in de weg, omdat we letterlijk niet genoeg ruimte kunnen maken voor alles en iedereen. Wat dan te denken en te doen? Hoe geven we ons land dan vorm? Hoe zijn we dan solidair?

De afgelopen jaren heb ik me achter de schermen veel met dit type vraagstukken beziggehouden. Ruimtelijke ordening interesseert me, omdat filosofische kwesties over waarden hier heel concreet worden. We kunnen niet gewoon elk ons eigen ding doen en elkaar verder met rust laten, want daar is simpelweg geen ruimte voor. De politiek zal moed moeten tonen en sommige waarden boven andere moeten gaan stellen. Spannend voor een denker!

Wie ruim wil denken over ruimtelijke ordening stuit ook op de ambachtelijke kant ervan. Ik heb grote bewondering voor de professionals – stedenbouwkundigen, (landschaps)architecten, watermanagers, natuurbeheerders – die zich inspannen om mooie, praktische en democratisch oplossingen te ontwerpen voor ruimtelijke vraagstukken. Ik stel graag de vraag wanneer zij daarin slagen, en waarom.

Geestelijke ruimte

Ten slotte is er voor mij ook een spirituele dimensie aan de ruimte. Ik vind mensen een wonder: wij zijn denkende materie, materie die over zichzelf nadenkt, materie met voorstellingsvermogen. Dankzij dat voorstellingsvermogen kunnen wij mentaal tal van niet-bestaande ruimtes betreden – ruimtes waarvan we dromen, ruimtes die ons beangstigen, ruimtes waar we ooit waren, ruimtes die we willen creëren. Dat vermogen maakt ons in mijn ogen tot uitzonderlijke dieren. Maar als we ons teveel loszingen van het concrete, van de aarde, worden we gevaarlijk.

Juist dat voorstellingsvermogen van ons kan het moeilijk maken om werkelijk doordrongen te zijn van de plek waar je leeft. Een dringende vraag is hoe we vanuit onze enorme mentale ruimte ‘op aarde kunnen landen’, om met Bruno Latour te spreken. Hoe je voor de aarde kunt zorgen. Hoe je de grond onder je voeten lief kunt hebben.

Liefde voor de plek waar jouw bestaan zich afspeelt, vereist volgens mij ook dat je niet wegvlucht voor de ellende die je dan ziet, en voor je eigen angsten en problemen. Het vergt uiteindelijk dat je je sterfelijkheid onder ogen ziet. Dat is moeilijk, en soms pijnlijk. Maar al het andere is verdoving. Wegkijken. En dat is niet de weg van de filosoof.

Een andere favoriete schrijver van mij, John Berger, zei ooit: ‘Reality is all we have to love’. Ik heb twee jaar gekregen om in de publieke ruimte uit te zoeken hoe wij de realiteit lief kunnen hebben.

Ruim denken